Na vijftig jaar filmen is Jos Stelling klaar met de Nederlandse filmwereld. Het persoonlijke ‘De dans van Natasja’ is een „melancholisch afscheid” van de spraakmakende, eigengereide cineast. „Stoppen met filmen was een bevrijding.”
De Utrechtse cineast en bioscoopexploitant Jos Stelling (1945) is wel klaar met de Nederlandse filmwereld. Vijftig jaar na zijn debuut Mariken van Nieumeghen (1974), dat het tot de hoofdcompetitie van het filmfestival in Cannes schopte, stopt hij met filmen. Na zijn debuut maakte Stelling, een markant figuur in de Nederlandse filmwereld, nog tien speelfilms. Ook was hij in 1981 een van de initiatiefnemers van de Nederlandse Filmdagen, de voorloper van het Nederlands Filmfestival. Daarnaast richtte Stelling succesvolle Utrechtse filmhuizen op: Springhaver, het Louis Hartlooper Complex en het Slachtstraat Filmtheater. Bij deze bioscopen, die door zijn dochter worden geprogrammeerd, blijft hij betrokken.
Stelling ontvangt mij in zijn kantoor op de eerste verdieping van Springhaver, met overal foto’s aan de muur van Stelling op internationale filmfestivals. In tegenstelling tot Nederland, waar zijn films wisselend werden ontvangen, werd Stelling in het buitenland altijd volop gewaardeerd, met name in Oost-Europese landen. Geen wonder dat zijn nieuwe film, het in zwart-wit gefilmde De dans van Natasja, zich grotendeels afspeelt in Rusland – het land dat hem al heel lang mateloos fascineert – met een Russische actrice in de titelrol.
„De film hoort eigenlijk diep in Siberië in de sneeuw te eindigen, maar dat was praktisch onmogelijk”, vertelt Stelling. De oorlog tussen Rusland en Oekraïne gooide roet in het eten, waarna hij en zijn crew uitweken naar Oost-Duitsland. Net als Stellings Elckerlyc (1975) is De dans van Natasja grotendeels een reisverhaal, waarin de wat zonderlinge Daantje (Willem Voogd) samen met de in Nederland woonachtige, voormalige ballerina Natasja (Anastasia Weinmar) een (spirituele) queeste onderneemt. Hij is op zoek naar zijn moeder, zij naar de datsja uit haar jeugd in Rusland.
De kracht van zwart-wit
Stelling heeft „eigenlijk helemaal geen zin” in een interview over zijn afscheidsfilm. Ook heeft hij weinig zin zijn werk te duiden. Als ik opper dat heel zijn oeuvre samengebald wordt in De dans van Natasja antwoordt hij kort: „Ja, dat zeggen ze.” Hij praat liever over zijn favoriete films of zijn ontmoetingen met grote regisseurs, onder wie de Chinees Zhang Yimou: „Als ik te veel lul, moet je het zeggen.” Zijn enthousiasme voor de expressieve mogelijkheden van het medium film is nog steeds grenzeloos. Geestdriftig vertelt hij over de elementaire eenvoud van westerns, de kracht van zwart-wit („door zwart-wit kijk je beter, je ziet meer, je wordt minder afgeleid”), beeldcultuur versus leescultuur. En bij het weggaan wijst hij nog op een foto aan de muur van godfather Don Corleone (Marlon Brando) met zijn kleinkind: „prachtig”.
Over het medium film is Stelling dus niet verbitterd, wel is hij teleurgesteld over de marginalisering van de persoonsgebonden auteursfilm in Nederland: „Film is een volstrekt unieke kunstvorm die totaal is weggegooid. Tegenwoordig is film een verdienmodel. Het is de teloorgang van een medium. De dans van Natasja is een melancholisch afscheid.”
In de afgelopen halve eeuw maakte Stelling elf speelfilms, vol symbolen, archetypes en metaforen. Zijn eerste twee films, Mariken van Nieumeghen en Elckerlyc, zijn gebaseerd op Nederlandse sagen en spelen zich af in de gewelddadige Middeleeuwen. Daarna maakte hij een portret van Rembrandt, die door zijn broer Frans werd gespeeld: Rembrandt fecit 1669 (1977). Deze films werden bevolkt met niet-professionele acteurs, evenals het in 1962 gesitueerde De Pretenders (1981). Samen met Freek de Jonge maakte hij De illusionist (1983), en met mimespeler Jim van der Woude De wisselwachter (1986), nog steeds een van zijn beste films. Zijn ambitieuze verfilming van de mythe van De vliegende Hollander (1995) flopte, waarna hij minder ging filmen. De laatste vijfentwintig jaar maakte hij slechts vier speelfilms en vier korte films. Evenals zijn andere werk werden ze geprezen om hun picturale kracht en bekritiseerd om hun gebrekkige scenario.
De grote levensvragen
Net als De illusionist en De wisselwachter heeft De dans van Natasja een hoofdpersoon – de getraumatiseerde Daantje – die niet praat maar vooral observeert. En net als Stelling, die zeven jaar op een katholieke kostschool zat, gaat de eenzame Daantje naar een internaat. Ook keren Stellings geliefde thema’s, „de grote levensvragen”, terug: goed en kwaad, dood en leven, geweld, verlangen. „Sehnsucht [de ziekte van het lijdzaam begeren, red.] is een prachtig woord.” Zijn vaste acteur Gène Bervoets heeft een bijrol.
De indruk dat De dans van Natasja heel autobiografisch is, wordt door Stelling bevestigd: „Iedereen die in de film zit, is een stukje van mezelf.” Wat opvalt is het veelvuldige gebruik van zijn lievelingsmuziek, veel Chopin, wat Schubert, de ‘Valse triste’ van Sibelius. Stelling: „Muziek is voor mij zonder enige twijfel de hoogste kunst. Ik schrijf en denk altijd met muziek. Ik hoef maar muziek op te zetten, en ik ga zitten janken. Klassieke muziek heeft een ontzettende rijkdom en voor mij ook een grote nostalgische waarde. Er zijn bepaalde stukken muziek, zoals een aria uit Puccini’s opera La Bohème, die mijn moeder altijd zong. Altijd als ik die hoor, moet ik huilen. Dat moest in de film. Al die nocturnes van Chopin zijn sfeervolle nachtmuziek, eenvoudig maar heel doeltreffend. Symbolisch gezien staat die dromerige nachtmuziek voor de dood. Tsjaikovski’s Het zwanenmeer zit er ook in, eigenlijk te afgezaagd, maar het past perfect onder Natasja’s dansscène als stervende zwaan.”
De eigengereide Stelling is bezig aan een autobiografie, De kwaadheid voorbij. Die kwaadheid uit de titel heeft grotendeels te maken met het beleid van het Nederlands Filmfonds, dat volgens Stelling steeds minder uit de voeten kan met persoonlijke films die meer de nadruk leggen op het visuele dan het verhaal. Stelling: „Het script is heilig, wat in de auteursfilm belachelijk is.” Ook moeten er altijd concessies worden gedaan op financieel gebied. Zijn gevechten hierover met het Filmfonds putten Stelling meer en meer uit. „Ik wil het er niet te lang over hebben, dat heeft geen zin. Maar ik ben zo kwaad geweest. Het moment dat ik besloot daar nooit meer naar binnen te gaan, knapte ik op. Ik was zo blij, werd weer vrolijk. Stoppen met filmen was een bevrijding.”
André Waardenburg voor NRC 10-01-2024